Leren thuiskomen in de aardse wereld. Het verhaal hieronder is geen blog zoals je dat van me kent. Het is een symbolisch verhaal over een innerlijke reis in een uiterlijke wereld. Over incarnatie van de hemel naar de dualiteit van het aardse en hoe spannend dat bij momenten is geweest. Het bestuderen van de zes karakterstructuren die door psychiater W. Reich zijn beschreven inspireerde me om het op te schrijven. Onderstaand verhaal gaat over de eerste structuur en de uitdaging die ik als kleintje in mijn eerste levensjaren ondervond rondom het leren thuiskomen in de aardse wereld. Een omschrijving van de zes karakterstructuren zal ik in een apart blog opnemen. 

Voetje voor voetje van de hemel naar de aarde

Vanuit dat hele grote, allesomvattende warme licht, de thuishaven, afdalen naar beneden, naar het onbekende terrein van het aardse. Waar het zo totaal anders en nieuw is, wat die reis neerwaarts meteen ook zo spannend maakt. Met in mijn wezen een mix van angst, levenslust, verkenningsdrang en nieuwsgierigheid maakte ik de tocht.

‘Ik ga wel, maar doe het voorzichtig, op mijn eigen manier. Want ik weet niet precies waar ik terecht kom.’ Toch maar een buiteling maken in de buik van mijn moeder. En voor de zekerheid eerst één voetje naar buiten steken en pas dan dan de rest. ‘Als ik mijn hoofd eerst laat gaan, misschien val ik dan wel.’ De spanning en de nieuwsgierigheid blijven.

De aardse wereld in, na de geboorte 

Volgens de overlevering doe ik na de geboorte direct één oog open. Een oog dat volgens mijn ouders helder, wakker en nieuwsgierig de wereld in kijkt. Het andere houd ik nog even dicht. In stilte blijf ik misschien wel verbonden met waar ik net vandaan kom. Die veilige, bekende heelheid waar alles helemaal klopte, waar geen vragen waren. ‘Wil ik dit wel echt?’ De ene kant. De andere: ‘Er is hier wel veel te beleven, laten we op pad gaan!’ 

‘Je huilde niet, helemaal niet. Je haalde wel adem, maar je hebt niet gehuild. Ze hebben je gelukkig ook geen tikje gegeven om dat te bewerkstelligen.’ 

De eerste nacht na de geboorte moest mijn moeder nog in het Leidse ziekenhuis blijven. Ik bleef ook maar werd, volgens de regels van toen, op een babyzaal gelegd. Niet dat ik daar zelf een bewuste herinnering aan heb (de neo-cortex is bij baby’s nog niet ontwikkeld), maar het lijf slaat alle ervaringen op. En emoties zijn er natuurlijk ook al bij pasgeborenen. Mijn moeder maakte het natuurlijk wel bewust mee, en ze vond het vreselijk. Ze heeft de hele nacht wakker gelegen, gefrustreerd en machteloos over dat ze me niet bij zich had. Achteraf zei ze er over: ‘Ik zou zo graag toen de doortastendheid hebben willen hebben om je gewoon op te halen in de nacht en je bij me te houden.’ 

Met voldoende rugdekking op reis

Het blijkt hier op de aarde leuk én overweldigend te zijn, zo ervaar ik het tenminste. Vanuit de veiligheid en support van mijn ouderlijk nest, vertrek ik, op eigen initiatief zó de wijde wereld in. Met de fijne, stevige rugdekking  ga ik op ‘wereldreis’; eerst in de woonkamer, dan in de tuin, dan in alle velden om ons heen en verder. Steeds een beetje verder. Wat is dat (aardse) avontuur eigenlijk leuk vanuit stevig geworteld zijn en support hebben, van binnen en van buiten.

Ook tijdens die eerste ‘reizen’ in de woonkamer (met als voertuig een op de grond gelegde peuter-eetstoel, en als mede-passagier mijn jongere broertje) waan ik me bij wijze van spreken al in China en ver daarachter. De grenzeloosheid van boven leer ik zo ook hier beneden ervaren. Er is hier zoveel, er kan zoveel, het kan alle kanten op, en dat is avontuur! Daar waar het onbekende en onverwachte leuk wordt. Iets wat ik in mijn leven (ook later) heel vaak zo heb ervaren. 

De externe prikkel voelde als verraad

Hoe anders beleef ik echter ‘avontuur’ wanneer ik niet uit eigen beweging vertrek, maar juist van buitenuit word gestimuleerd (lees: gedwongen) om een bepaalde stap te zetten. Dan blijkt mijn eerste tot en met de negende reactie meestal ‘NEE!’ te zijn. Met al het denkbare verzet in dat kleine lijfje, onderstreep ik mijn nee met weerzin, angst en afkeer. Alles in het geweer tegen de verandering die van buitenaf wordt aangereikt. ‘Ik wil niet!’ Hoe vaak zal ik dat gezegd, of met mijn lijf geuit, hebben? De dokter, de crèche, de kleuterklas en ook groep 3.

Als is het een omgekeerde geboorte zet ik steevast mijn lijf in de achteruit, en probeer me dwars door de benen van mijn vader heen een weg terug de klas uit te banen. Verkrampt, angstig, boos en met een klein beetje hoop dat ontsnappen misschien echt mogelijk is. De scène die ik daardoor in mijn nieuwe klas schop valt me niet eens op. Ik heb maar één doel voor ogen: ‘weg hier’. Net een overlevingsstrijd. 

Ik wil terug naar en blijven in mijn eigen veilige setting. En dan daarvandaan zélf weer vertrekken. Want, ah, wat lijkt dit nestje hier op daarboven. Bekend, warm genoeg, veilig genoeg, met een plekje voor mij erin. Het lijkt nu steeds genoeg op boven om te kunnen blijven. Zelf breng ik naast de liefde van mijn ouders, hier ook wat licht in. Wat licht dat ik haal van boven. Het is zo makkelijk dit via mijn lijfje naar beneden te laten komen, het gaat zo vanzelf. Zo maak ik een kleurplaat om me heen van licht en veilige ruimte, waar ik spelen en verkennen kan.

Met frisse tegenzin en grondige weerstand naar school

De besloten externe roep van het verplichte onbekende is echter onverbiddelijk en telkens is het slechts een kwestie van tijd eer hij zich weer laat horen. Die tijd is niet míjn tijd, zoveel is duidelijk. Of het is niet mijn manier. Het liefst klim ik terug omhoog, of verstop ik me achter het gordijn. ‘Als ik heel stil ben en nauwelijks adem, horen jullie mij dan misschien niet? Hoef ik dan misschien niet weg hier? Mag ik dan blijven?’

Ik teken mijn frustraties over mijn niet vrijwillige aanwezigheid en de nare behandeling door twee heksenjuffen op de montessorischool. Nog niet gehinderd door enige mate van tact laat ik daarna de tekeningen aan de betreffende juf zien. Daar is dan mijn eigen duistere en aanklagende kant, en mijn onvermogen, alleen wist ik dat toen nog niet.

Met een waterpistooltje onder de tafel van de (vond ik) nare huisarts spuit ik diens broekpijpen nat. Ik weet niet zeker of ik het echt gedaan heb, of er zo driftig over gefantaseerd heb dat ik dacht dat het echt waar was. 

Onvermogen, woede en machteloosheid

Reikend met mijn kinderhandjes naar de hemel, alsof zo een typ-ex van Goddelijk licht via mijn aanroepen naar deze voor mij weer nieuwe enge wereld kan stromen. Zodat ik zou kunnen wissen wat teveel pijn doet en zou kunnen verzachten waar men pijn lijdt. Opdat ik licht kan brengen waar het donker is, en warmte waar het koud is.

Want dit hier kan toch niet de bedoeling zijn? Als het zoveel fijner kán, zoals het hierboven is, waarom is het hier dan niet zo? Kan ik daar dan niet naar hier halen als ik niet zomaar daar kan zijn? Ik ben bereid er hard voor te werken, ik neem meer dan mijn deel. Want ik word zo ongemakkelijk en voel me zo onveilig van alles wat hier niet loopt en onvoorspelbaar is. Dan voel ik mijn eigen angst en verdriet ook nog zoveel beter. 

Wissen wat te eng is en niet klopt

Buiten het nu zo bekende, veilige gebied van thuis en mijn beste vriendinnetje is zoveel kou, hardheid en duister. Kan ik dat niet wegmaken? Als ik dan, na mijn krachtigste gevecht, toch écht weer die kant op blijk te moeten? Het is zoveel werk, het kost zoveel moeite, maar anders durf ik echt niet te gaan. ‘Of mag ik jou dan meenemen naar het nieuwe? Ik kan dit niet alleen, ik durf dit niet alleen. Ik klim desnoods weer terug omhoog, want dit wil ik niet.’

Mijn handen en voeten zijn vliegensvlug, en vanuit mijn ooghoek zie ik steeds die verlichte deinende touwladder hangen, waarmee je vliegensvlug terug tussen de sterren bent. Op veilige, grote hoogte van het gevaar. Blijf jij, nare juf, maar daar beneden, dan blijf ik hier. De ladder trek ik in, niet mijn probleem. Want het kan hierboven niet worden zoals beneden, dat kan ik me niet permitteren. Dan is het nergens meer te doen.

Dít is de grens, de eerste les in autonomie

Hier beneden is ook steeds de ander. Vaak zo leuk, samen op avontuur, maar ook onvoorspelbaar. Spannend vind ik die flipperkast van mogelijke reacties in de ander. (In het licht daarvan vond ik later Sartres zin ‘de hel dat zijn de anderen’ heel begrijpelijk, al ervoer ik dat zelf alleen incidenteel). Ik moet op school van alles, ook al lukt niet alles meteen. Naast de angst en het willen terugtrekken roert zich plotseling iets heel anders. Gesterkt door de support van pap en mam aan wie ik thuis vrijelijk en vol vertrouwen vertel over wat er op school allemaal gebeurt, weet ik steeds meer bij mezelf te blijven. Weet ik überhaupt te blijven waar het eng is en het aan te gaan.

Onder juffen zijn zoals gezegd ook heksen. Aan twee van hen leer ik de eerste les in autonome kracht. Zoals vaker gebeurde word ik aan een armpje de klas uit gesleurd en op de gang gezet. Want nee inderdaad; dat binnen de lijntjes kleuren, dat gaat nog niet zo best. Dan kolkt er een kracht, duidelijkheid en woede, en plant zich een grote vlag pal op de grens. ‘Ik ben de enige baas over mezelf, en niemand anders,’ zeg ik in haar gezicht. Daar heb ik vooral zelf niet van terug. De cruciale les hier: ik hoef niet meer per se omhoog. Blijkbaar kan ik ook blijven en me laten zien. Mijn grens tonen én in leven blijven. Spannend is dat, maar ik ben er nog! Een triomf, ‘dit ben ik ook’. Het uitgebreidere verhaal van deze kleuterjufactie staat in dit blog beschreven.

Met frisse tegenzin op pad

Veel van de nieuwe verplichte velden blijven voorts een verkenning waar ik moeiteloos tegenop zie, en waar ik met de moed der wanhoop eindeloos tegenin ga. ‘Laat mij maar hier.’ Eerst beren zien, dan wasberen treffen, samen met mijn eigen weg. Hortend en stotend ben ik op verkenning. Pas als iedereen gescand en geanalyseerd is op mogelijk gevaar durf ik te zuchten en achterover te leunen zoals ik dat boven zo argeloos en vol vertrouwen had gedaan. De radar op aarde wordt wel steeds scherper. Haarfijn voel ik aan wat er speelt, waar ik veilig ben en waar niet. 

In het contact met de ander is het net zo. Ik verwachtte hen van boven, maar ik trof de mens in de mix. Dat is verwarrend, hoe kan dat nou? Jij komt toch ook van boven, voelt dat voor jou dan niet nog net zo dichtbij? Pas later vind ik in mezelf ook die andere kanten die ik in de ander zo voor onmogelijk had gehouden. In de weer met mijn wisser van goud, en lichtgevende doek, spons van liefde. Zo. En van mij hoeft men dat andere ook niet te zien. Want waar is tussen al die gruzelementen de heelheid? Op fragmenten kun je toch niet bouwen, kun je toch niet veilig zijn?  

Een haven zijn voor de ander

Scherven oprapen, en met gouden lijm weer aan elkaar plakken. Als een kind van Gaudí aan het mozaïeken onder zon of donderwolken. Velen komen erop af, getrokken door het licht en de bereidwilligheid. De plek om in veiligheid te ontspannen, want het lijkt voor hen zoveel op iets vaag bekends, maar fijns. Die veilige haven die ik overigens thuis ook voorgeleefd heb zien worden, ben ik later zelf ook voor sommigen.

Soms ook niet, dan wordt het goud weggeslagen uit mijn handen en voel ik me nog steeds onveilig. Wat voelt dat naakt en onbeholpen want meestal werkt het wél. Hoe dan verder zonder? Kan ik blijven kijken, kan ik iets anders doen dan ik deed? Kan ik blijven zónder iets te doen? Dat bij de ander laten wat van hem is, en het nijpende, schrijnende ongemak dat ik er soms bij voel verduren? Mag het soms duister zijn? De keuzes worden mettertijd steeds ruimer. De ladder hangt daar steeds vaker zonder emplooi. En dat is goed. 

Leren thuiskomen in de aardse wereld

Want hier gebeurt het voor nu. Voor dit mensenleven. En daar gebeurt het dan, op zijn eigen tijd. Anders was ik toch ook wel daar gebleven. De zin ervan is een gegeven, misschien zelfs mijn eigen keuze, daar kan ik wel in leunen nu. Het is geen aanklacht naar buiten meer over het hier zijn, zoals ik die bijvoorbeeld in mij puberteit kon ervaren.

Ook merk ik vaker en vaker dat in het gegeven van een mix van licht en duister nu en hier, ook te ontspannen valt. En dat als ik schrik of bang ben, dat niet langer het einde van mijn wereld is of een valide reden om terug te springen in de spirituele wereld. Een beetje van boven en een beetje van beneden, en dat mixen we allemaal zelf. 

Duister van het onbewuste in jou, hemels wezen, en duister in mij 

Dus, je bent nog steeds welkom bij mij als er duister van onbewustzijn naar boven komt. Al ga ik dan soms eerst wel in de achteruit. Anders is nu: ik kom vanzelf weer terug naar voren, als je me wat tijd geeft, en ik me bedenken kan dat ik eerst weer even wilde vluchten, maar dat er genoeg is om voor te blijven. ‘In jou zie ik nog steeds het licht van boven, net als in mezelf. Dat kan ik in je groeten, net als dat ik nu voorzichtig voor ons beider duister buig.’ 

In mijzelf is deze groet inmiddels net zo veelomvattend. Tijdens de maandenlange retraites die ik in India voor mezelf organiseerde in het meditatiecentrum van Osho, leerde ik de dualiteit nog meer aanvaarden. In het aardse, in de ander, in mezelf. Ik leerde daar alle kanten in mezelf te omarmen, en het leven te vieren. Via aardse én spirituele wegen. Dans en meditatie. Liefde en seks. Eten en aanwezig zijn. Feestjes en therapiegroepen. Waar anders dan op deze plek waar speelsheid, lichtheid, humor en diepgang elkaar niet schuwen? De levensgenieter die aan het aardse het zuivere bewustzijn tracht toe te voegen, zoals Osho zo leuk Zorba de Griek en Gautama de Boeddha samensmolt tot een nieuw begrip: Zorba de Boeddha. In die samengestelde naam zit een enorme filosofie. Eentje die mij letterlijk en figuurlijk vol de wereld in helpt.

Hemel en aarde

De hemel en het hemelse voelt nog altijd als net wat meer thuis dan de aarde (op het hoogste niveau klopt dit denk ik ook). Maar meer en meer maak ik van dit ‘vakantieadres’ een grondige, gegronde aanwezigheid. Zolang ik hier ben wil ik er helemaal zijn. Die keuze is zoveel zeggend. Het helpt ook hem regelmatig opnieuw te nemen. Heel bewust. We zijn zelf verantwoordelijk voor onze keuze, elk moment opnieuw. En met hoeveel procent kiezen we ervoor om hier te zijn? Deelnemen, of lidmaatschap (een woord waar ik in eerste instantie direct bindingsangst van voelde opkomen, haha). 

Via het lezen over de eerste karakterstructuur van Reich, die in dit verhaal in en tussen alle regels door naar voren komt, werd ik me meer dan ooit bewust van mijn wilsbesluit hier helemaal te willen zijn. Deel te nemen zo intens als ik kan en durf. Thuiszijn in deze wereld. Het voelt voor mij zo goed daar helemaal voor te gaan. 

De talenten van deze karakterstructuur

Die structuur mag dan weliswaar door een systeem-hickup zijn ontstaan en diverse uitdagingen met zich meebrengen, maar met lege handen komt hij niet. Mensen met de eerste (schizoïde) karakterstructuur hebben aanleg voor spirituele ontwikkeling, yoga en meditatie. Ze behouden ook in zeer positieve zin ‘een lijntje met boven’, dus niet alleen als vluchtroute wanneer op aarde zijn hen te ingewikkeld wordt.

Men is gemakkelijk in staat om geestelijke ‘voeding’ uit andere werelden te halen. Is in staat om met afstand zien hoe het aardse in elkaar zit. Ook op aarde lange kan men lange reizen maken; de deur dichttrekken en op pad gaan. Men haalt veel inspiratie uit de eigen grote en rijke binnenwereld. Het vinden van oplossingen voor ingewikkelde problemen gaat deze mensen goed af, en ook kunnen ze kristalheldere analyses geven. 

Meedoen, anders ben je er alsnog niet bij

Kan ik deelnemen, kan ik er onderdeel van zijn? Durf ik te blijven en te verbinden? Durf ik te openen, en geopend te zien worden? Kan ik in de pijn en het onverwachte toch vertrouwen dat alles uiteindelijk heel is? Durf ik ook mijn eigen schaduw en pijn te laten zien, te blijven als het ingewikkeld wordt? Ja, steeds een beetje meer.

Moet ik in mezelf en de ander veranderen wat niet zoals het hoogste is? Nee, want hier gelden andere wetten. En hier is het goed zoals het hier is: een mix van het licht van het alweten en het donkere van het onbewuste, dat mij inmiddels niet zomaar meer omver blaast. 

Herken jij je in het leren thuiskomen in de aardse wereld?

Leren thuiskomen in de aardse wereld; en de uitdagingen daarin. Herken jij je hier in enige of grotere mate in? Dan kan het zijn dat door jouw levenswandel de eerste karakterstructuur (de schizoïde) van Reich ook deel is gaan uitmaken van jouw persoonlijke karakter. De karakterstructuren ontstaan in de periode vanaf de conceptie/zwangerschap tot in de eerste levensjaren en krijgen vorm door onvermijdelijke ‘uitdagingen onderweg’. Met andere woorden: we komen ze allemaal tegen. 

Het kan ook zijn dat je je in de hier beschreven structuur totáál niet herkent en je meer herkenning vindt in een of meerdere van de andere karakterstructuren. Hoe dan ook: het lezen van het boek ‘De Maskermaker’ van o.a. Wiebe Veenbaas (zie afbeelding) was voor mij een feest der herkenning.

Verder lezen over de karakterstructuren van Reich

Hierin worden de zes karakterstructuren uitgebreid en op eigentijdse wijze beschreven zodat je de jouwe er makkelijk uit kunt halen. Mij hielp het bijvoorbeeld om mijn eigen vluchtgedrag te herkennen en er een ‘helende beweging’ tegenover te leren zetten, zoals bewust besluiten te blijven en anders met een situatie om te gaan bijvoorbeeld. Ook nam ik nog veel krachtiger het besluit hier op aarde nog meer ‘deelnemer’ te willen zijn en niet aan de zijlijn te willen blijven kijken. Meer informatie over het boek vind je via deze link: ‘De Maskermaker van Wiebe Veenbaas.’